Lokaal bestuur en Klimaatakkoord: verschillende snelheden

Langzamerhand krijgt het Klimaatakkoord ook bij gemeenten, waterschappen en provincies vaste grond onder de voeten. Zij moeten in de komende jaren een groot deel van Klimaatakkoord gaan uitvoeren. Maar is iedereen daar klaar voor? De een wel, de ander nog niet, zo bleek bij de start van de Dag van de Duurzaamheid op 10 oktober in Utrecht. Climate Planet en het Klimaatakkoord organiseerden daar een bijeenkomst voor bestuurders. Het barst van de ideeën, maar hoe smeed je die tot één geheel waarmee je snelheid kunt maken?

Grote hangende wereldbol tijdens debat bij start Dag van de Duurzaamheid 2018
Beeld: ©Sqiffer
Gespreksleider Michel Jehae interviewt Ed Nijpels (voorzitter Klimaatberaad) en Pim van den Berg (Gedeputeerde Provincie Utrecht) over de aankomende klimaatuitdagingen voor lokale bestuurders.

“Misschien wel 40% van alle klimaatwinst moet op lokaal niveau worden gehaald,” benadrukte Ed Nijpels, voorzitter van het Klimaatberaad tijdens de bijeenkomst. Dat beseffen de bestuurders in de provincie Utrecht, want die waren in groten getale opgekomen om de film over Climate Planet te zien en daarna te discussiëren over het Klimaatakkoord.

Met elke stap die Nederland dichter bij een definitief Klimaatakkoord komt, groeit de rol van gemeenten, provincies en waterschappen. Nederland wordt nog dit jaar opgedeeld in dertig regio’s. Sommige van die regio’s bestaan al, andere moeten nog worden gevormd. Elke regio gaat een RES (Regionale Energie Strategie) ontwikkelen: een visie op hoe duurzame energie een plaats krijgt in de regio, inclusief bijvoorbeeld gebruik van ruimte en ondergrond (leidingen) en de samenwerking van allerlei partijen in de regio. Naast die RES liggen er nog meer zaken op het ‘lokale’ bordje, zoals de wijkaanpak (voor het verduurzamen van zeven miljoen huizen), zuiniger (elektrisch) verkeer en lagere uitstoot in landbouw en landgebruik.

Snelheden

Een steekproef maakte duidelijk dat er grote verschillen zitten in de snelheid die lokale bestuurders nu ontwikkelen. Niemand staat stil, maar sommigen staan nog in de startblokken. Anderen zijn al een flink eind op weg om de hoge snelheid te ontwikkelen die het Klimaatakkoord zo meteen nodig heeft. Neem bijvoorbeeld de U10, een netwerk van inmiddels twaalf gemeenten rond en met de stad Utrecht, die al standaard overleggen aan een ‘bestuurstafel’ over de energietransitie. Die zijn dus niet ver meer verwijderd van een samenhangende Regionale Energievisie. Maar waar U10 voor de troepen uitloopt, moeten anderen zich nog buigen over zo’n samenhangende klimaatstrategie.

Climate Planet Bijeenkomst 2
Beeld: ©Sqiffer / Julia Duker

Vele ideeën en vragen

Eén ding is helder: de 120 aanwezigen zijn allemaal begaan met de Energie- en klimaattransitie. Ze barsten van de ideeën, zijn ook al met veel klimaatbeleid bezig en barsten tegelijk ook van de vragen. Een kleine greep uit alle binnengekomen reacties tijdens en na de bijeenkomst:

Laadpalen voor elektrische auto’s moeten er komen, liefst voor deel-auto’s. Maar tegelijk vragen veel aanwezigen zich af: waar blijft de duurzame elektriciteit die daarvoor nodig is? Welke rol kunnen de accu’s gaan spelen als stroomopslag in een wijk? Of is waterstof in auto’s toch een beter idee?

Windturbines op land zijn nodig, zeggen de rapporten én Nijpels, maar de meningen in de zaal zijn verdeeld. Velen hebben al kennis gemaakt met lokaal verzet. Waar de een zegt: geen windturbine in mijn gemeente, ziet de ander de noodzaak. Hoe dan ook: de omwonenden moeten een rol krijgen, niet alleen met inspraak maar zelfs als mede-eigenaar. Of is windenergie op zee toch een beter idee?

Gemeenten moeten hun inwoners het eerlijke verhaal vertellen over de mogelijkheid van een mix van energie uit zon, wind, geothermie, en biomassa (of toch niet?). “49% minder, dat kan niet zonder pijnpunten,” benadrukte Nijpels. En daarop reageerde iemand via het digitale reactiesysteem in de zaal: “We moeten niet kletsen maar doen!”

Leren van elkaar

Duurzaamheid gaat vaak ook over het zoeken naar oplossingen die niet meteen voor de hand liggen. Een handzame menukaart voor een samenhangende visie kregen alle aanwezigen al bij binnenkomst, met een brochure ‘Bouwstenen voor lokaal klimaatbeleid’, al eerder samengesteld door de Brabantse Energie Alliantie. Joris Hoogenboom van de Utrechtse Natuur- en Milieufederatie benadrukt dat lokale bestuurders elkaar moeten vertellen van hun ervaringen. “Het wordt ingewikkeld, maar laten we alsjeblieft niet allemaal zelf het wiel uitvinden. En al spreken sommige verhalen elkaar misschien tegen: laten we gebruikmaken van wat er al is.”